zaterdag 6 april 2013

ER ZIT EEN LUIK IN DE KAMERVLOER

Eens had ik een lief, die loog.
Nou was ikzelf in die tijd waarheidsgetrouw en naïef, maar niet dom. Het was evenwel toch een behoorlijke schok, toen ik het volgende ontdekte.


Het gebeurde in Amsterdam, zijn woonstee, waar ik een mevrouw aantrof, die voor ons kookte. Zij werd door hem eerst gesommeerd om op de Albert Cuyp vis en dergelijke te gaan inkopen.   Dat vond ik om te beginnen vreemd. Hij gedroeg zich tegenover haar namellijk nogal bezitterig en toen ineens viel ook nog mijn oog op twee tandenborstels in een beker in de keuken en ik voelde met een steek in mijn hart: ‘hier klopt iets niet’.


Ik zei niet zoveel meer, omdat ik veel had om over na te denken, maar evengoed was het eten lekker, blijkbaar kan dat toch goed samengaan:
Merken, dat er een poging ondernomen wordt om je te belazeren en tegelijkertijd een maaltijd voorgezet krijgen, waar je van geniet.
Het is natuurlijk altijd beter om met een goed gevulde maag de strijd aan te gaan, want dan heb je energie voor twee, maar dat geldt evenzeer voor de tegenpartij. En aldus goed voorbereid discussieerden wij even later in de auto over het een en ander.    

Het eerste, wat ik hem vroeg was: ' Wat betekent deze dame voor jou?' Zij is mijn secretaresse' zei hij.
Vervolgens vroeg ik, waar zij woonde.
'Zij woont beneden mij' antwoordde hij braaf.
Waarop ik nogal verbaasd mijn wenkbrauwen optrok, want ik had geen deur gezien, die toch naar lagere regionen had moeten verwijzen.
'Nee' verklaarde hij 'er zit een luik in de kamervloer en zo komt zij op haar eigen stek'.

Ik kreeg helaas de slappe lach, want zeg nou zelf, dit is toch niet te geloven. Het bij elkaar sprokkelen van zo’n fantastisch verhaal is weliswaar knap, maar ook knap stom, toch?
Hij vertelde het wel beeldend, ja ze woonde nogal klein en ik vulde dit aan met:
‘daarom heeft ze haar tandenborstel bij jou gestald. Ja, ik begrijp het helemaal.’
Dat viel niet in goede aarde, want hij reageerde hierop door mij nogal hardhandig in mijn arm te knijpen, maar het kwaad was bij mij al geschied.
Bovendien laat ik mij niet intimideren door lichamelijk geweld, dat bij mij minachting oproept.

Hij voelde natuurlijk allang nattigheid, want niet alleen lachtte ik hem uit, ik zei ook niks meer.
In ieder geval wist ik één ding zeker: wie zo klunzig liegt, verdient het niet geloofd te worden.
Later, toen ik er nog eens over nadacht, was mijn conclusie het volgende: 



De manipulator observeert
 
Mijn bovengenoemde lief vond het niet noodzakelijk om overtuigend te liegen. Het ging hem om het spel, waarin hij zich bekwaamde. Want hij loog niet uit domheid. Nee, hij was een manipulator en het was voor hem een genoegen om te kijken hoever hij kon gaan met mensen, dus ook met mij.
Maar met mij was er dus geen lol te beleven. Jammer? Ach voor hem misschien eventjes, maar geen zorg, hij heeft later, toen hij mij vanzelfsprekend al kwijt was, zijn partner(s) in crime beslist gevonden.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten