donderdag 25 april 2013

IK HOUD VAN JOU, MAAR OOK VAN HEM.

Waar heeft ze toch haar sleutels gelaten? Dorien kijkt ongeduldig om zich heen en dan ziet ze de brief op de haltafel liggen en terwijl ze deze alvast ongeduldig open scheurt, dwalen haar ogen kritisch door de woonkamer en blijven ze rusten op de enorme bos bloemen, die ze gisteren heeft gekregen van haar gasten.

Een blij gevoel maakt zich van haar meester, terwijl ze terug denkt aan de geslaagde avond en haar vrienden nog eens stuk voor stuk voor de geest haalt.
Geert, haar broer met zijn onderkoelde humor en zijn aanstekelijke lach met daarnaast gezeten zijn vriendin Esther met haar blonde haar en flitsende uitstraling, die zo intensief in een gesprek kan opgaan, dat ze niet merkt alle ruimte in beslag te nemen.
Dan tussen de gasten, Peter haar man nog steeds aantrekkelijk en charmant, die zoals een ideale gastheer betaamt zorg draagt voor de drankjes en het gesprek gaande houdt, waarbij hij Lidy zo nu en dan tactvol betrekt. Lidy, de vriendin van Esther is zeer verlegen, maar pas op, als ze in vuur en vlam raakt, dan is er van die verlegenheid weinig meer te merken. Bovendien is ze warm en attent.
En Jonas, de nieuwkomer in hun kring. Hij is een collega-schrijver van Peter, die gisteren met hen mee reed, toen Peter en zij komende vanuit hun vakantiehuis in Bergen aan Zee langs Alkmaar reden om hem, zoals afgesproken, daar op te pikken. Reizend via de Zeeburgertunnel richting Amersfoort gaan ze terug naar de Betuwe om voor geruime tijd weer te bivakkeren in hun dijkhuis aan de Waal.

Met plezier kijkt Dorien de kamer rond, van de balken zoldering naar de open haard, van de grote eettafel in de serre via de opstaande schuifdeuren naar de woonkeuken en vice versa. Ze voelt zich warm worden: ‘dit is mijn leven en zo heb ik het me altijd gewenst’, denkt ze dankbaar.

Dan valt haar oog weer op de brief in haar handen en ze leest tot haar verbazing, dat deze afkomstig is van haar vroegere professor Dick Boelens, die haar uitnodigt voor een etentje dezelfde avond nog bij hem thuis.
Bah, daar heeft ze helemaal geen zin in, bovendien hoe moet ze dat uitleggen aan Peter? Peter is met Jonas naar een filosofielezing met aansluitend een symposium van de KUN in Nijmegen.
Haar gedachten gaan terug naar Dick Boelens en ze rilt, als ze aan hun vroegere verhouding denkt. Het ging er niet altijd even zachtzinnig aan toe en tòch tegen wil en dank voelt ze hoe deze uitnodiging haar opwindt, totdat ze zichzelf tot de orde roept en de telefoon pakt om het etentje af te zeggen.
De telefoon wordt niet opgenomen. ‘Verdorie’, denkt ze, ‘geen voice-mail en ik heb geen mogelijkheid om hem per e-mail een boodschap te sturen, want ik weet zijn email-adres niet’.
Dorien woelt in haar haardos en strijkt het wat ruw naar achteren, alsof ze daarmee het probleem wil wegduwen, waarbij de tinteling in haar ogen verdwijnt. Haar smal en gevoelig gezichtje verstrakt  van spanning, terwijl ze bijt op haar onderlip.

Ze schrikt van het plotselinge geluid, dat de telefoon maakt en meteen gaat haar keel dichtzitten. Maar dan ziet ze op de display, dat het Peter is. ‘Hi Peet, hoe laat ben je thuis?' vraagt ze met enigszins schorre stem. 
'Dag liefje, wij worden nogal opgehouden en het zal wel laat worden vanavond. Wat ga jij doen?
Misschien ga ik uit eten…. Ja, doe dat meisje', antwoord Peter. 'Sorry Dorien, wij worden alweer opgetrommeld. Tot later!’ roept hij nog gauw.
Heeft ze toch inmiddels een beslissing genomen? vraagt Dorien zich af.

(Wordt vervolgd)
N.B. Alle namen zijn gefingeerd en de geschiedenis, die ik beschrijf is puur aan mijn fantasie ontsproten.

vrijdag 19 april 2013

WE GAAN ER IETS MOOIS VAN MAKEN, ZEKER WETEN.

Ik word gebeld door het verzorgingshuis met de vraag:
‘Wilt u even naar de spoedeisende huisartsenpost in het ziekenhuis gaan, want daar ligt een recept voor uw moeder. En wilt u daarna de medicijnen gaan halen bij de apotheek?’

Zo stekelig voel ik me soms


Tja, je hebt net een dag vrij voor jezelf gepland, waarin je de dingen wilt doen, die zijn blijven liggen, omdat je moeder veel aandacht vraagt en daar wordt weer een beroep op je gedaan. Zucht, zucht! Vaak belt ze drie keer per dag soms een uurlang per keer en je bent al drie keer deze week bij haar op bezoek geweest, omdat ze iets kwijt raakte, of ergens boos over is, want ze voelt zich tekortgedaan, maar vooral omdat ze bang is.
Heel erg bang.

Mijn moeder weet, dat ze steeds in de war raakt, dingen vergeet, maar toch, ze wil het niet weten, het is gezichtsverlies en dat niet alleen, ze raakt zichzelf kwijt.
Met alle kracht, die in haar is, probeert ze grip op haar situatie te houden of weer te krijgen. Soms door de dingen maar gewoon los te laten.
Hoe moeilijk zal dit zijn, want haar hele leven heeft ze de regie gevoerd over zichzelf en haar omgeving, maar nu draait haar wereldje geen kwartslag, maar bijna een hele.

Negenentachtig wordt ze en het is een broos vrouwtje, maar soms komt haar kracht, door middel van woede, weer naar boven.
En dan wil ze dit en ook dat, maar vergeet ook niet…. enzovoort.

Ja, waar gaat dat heen. Het zal voortschrijden, er is in feite geen houden meer aan.
Ze wordt goed verzorgd en krijgt haar natje en haar droogje op tijd. Er wordt van alles georganiseerd voor de medebewoners, maar ja, ze is steeds ziek.
Amper is ze verhuisd, of ze krijgt al een lichte hersenbloeding, daarna een longontsteking, blaasontsteking, ze verrekt haar armspieren en nog houdt het niet op.
Eigenlijk moet je oude bomen niet meer verplanten. Dat weten wij, maar wat als er geen andere keus is?

Ik leer veel van deze situatie. Zo langzamerhand weet ik er beter mee om te gaan en leg niet meer uit, verbeter haar niet, want helaas ik ben een betweter. Omgaan met cliënten is één verhaal, maar dit is mijn moeder en dat is different cook.
Ik laat haar de verhalen vertellen, die ze al duizenden keren heeft verteld. Probeer niet te ongeduldig te zijn en me niet steeds schuldig te voelen. Natuurlijk lukt dat niet altijd, want ik ben ook maar een mens.
Droom, fantasie en werkelijkheid worden tot één brij, waar soms geen touw aan vast te knopen is, omdat als ik al iets ter verduidelijking vraag, ze zeer geïrriteerd kan reageren. Dus doe ik weer een stap terug en neem de verhalen met een korrel, of een emmer vol, zout net wat de situatie vraagt.
Luisteren dus, of soms het ene oor in en het andere oor weer uit…., maar, daar moet ik ook  mee uitkijken, want ze mag dan in de war zijn, dom is ze niet.

Bloemen heb ik voor haar meegebracht vandaag en de kranten, want ze is nog zeer geïnteresseerd in het wereldgebeuren en verheugt zich op de inhuldiging van koning Willem-Alexander en koningin Maxima. Wij gaan er iets moois van maken, zeker weten.

zaterdag 13 april 2013

ALSOF DE DUIVEL ER MEE SPEELDE


Vandaag ben ik bezig met het verwezenlijken van één van mijn dromen en dat is een reis naar Bali, maar ik kwam op een heel andere site terecht namelijk die van Istrië en meteen schoot mij een andere vakantie te binnen, die ik eens maakte met mijn inmiddels ex-echtgenoot. Het speelde in Rovinj en daar werd ik verliefd op Dieter uit Neurenberg.
Van Srebrenica hadden wij toen nog geen weet, wij waren de onschuld zelve. Ons huwelijk echter stond in die tijd op springen en alsof de duivel er mee speelde, sloeg die verliefdheid in als een bom. 

De verwarring werd steeds groter naarmate de tijd verstreek, ook al wilde ik van dat overweldigende gevoel niks weten, of misschien wel juist daardoor.
Wij hadden inmiddels aan tafel in ons hotel een leuke groep mensen ontmoet, waaronder Dieter (zo is 't gekomen) en aten ’s avonds vaak gezamenlijk onderwijl de ervaringen van die dag met elkaar doornemend.

Het weer was ’s avonds verrukkelijk met een zoel windje en dan buiten op het terras lekker eten en drinken. Kortom, het was goed toeven daar.
Istrië

We maakten plannen om gezamenlijk een boot te huren, de zee wilden wij op. Het beloofde de volgende dag prachtig weer te worden, dus wat lette ons.
Wij besloten Bobby, de barman van het hotel te raadplegen en aldus begaven wij ons naar de bar voor advies en een afzakkertje.

Bij het binnenkomen, ontsteekt de barman meteen het kaarslicht en dempt de lampen. Hij buigt zich naar mij toe en fluistert: ‘Je ogen stralen zo mooi in het kaarslicht.’
Dieter komt meteen achter mij staan, hij raakt mij niet aan en toch gaan mijn nekharen recht overeind staan. Het knettert tussen ons.

Inga, die ook tot onze groep behoort buigt zich naar mij toe en sist:
‘Jij neemt die mannen veel te serieus’.
Oh jé, in die heksenketel zoek ik mijn echtgenoot met mijn ogen en die loert zo achterdochtig naar mij, dat ik maar snel een grote slok van mijn drankje neem, zodat ik even de tijd heb om te bedenken wat ik zal doen of zeggen.

Ik laat het over me heen komen, beloof ik mezelf, want wat me nu toch allemaal overkomt, daar wil ik van genieten! Vakantie, prachtig weer, de liefde en de romantiek omringen mij en de jaloezie neem ik op de koop toe.
Dromerig laat ik mij de hemel invoeren, want Dieter vraagt mij ten dans en wij dansen zo de nacht in en dansen nog als de muziek allang gestopt is. Later zal ik aan mijn kleinkinderen kunnen vertellen, dat ik één avond van mijn leven een femme fatale ben geweest..
Ik, een nuchtere Groningse, diep uit de klei getrokken, word één avond op handen gedragen, aanbeden, bewonderd én verguisd.
Dromerig laat ik mij de hemel invoeren

Ik voel mij mooi en zelfverzekerd, het vervelende schuldgevoel en de onzekerheid zijn verhuisd, waarschijnlijk naar iemand anders, die er gevoelig voor is.
Vooruit, ik neem nog een drankje. Nastrovje
Après nous le déluge.

zaterdag 6 april 2013

ER ZIT EEN LUIK IN DE KAMERVLOER

Eens had ik een lief, die loog.
Nou was ikzelf in die tijd waarheidsgetrouw en naïef, maar niet dom. Het was evenwel toch een behoorlijke schok, toen ik het volgende ontdekte.


Het gebeurde in Amsterdam, zijn woonstee, waar ik een mevrouw aantrof, die voor ons kookte. Zij werd door hem eerst gesommeerd om op de Albert Cuyp vis en dergelijke te gaan inkopen.   Dat vond ik om te beginnen vreemd. Hij gedroeg zich tegenover haar namellijk nogal bezitterig en toen ineens viel ook nog mijn oog op twee tandenborstels in een beker in de keuken en ik voelde met een steek in mijn hart: ‘hier klopt iets niet’.


Ik zei niet zoveel meer, omdat ik veel had om over na te denken, maar evengoed was het eten lekker, blijkbaar kan dat toch goed samengaan:
Merken, dat er een poging ondernomen wordt om je te belazeren en tegelijkertijd een maaltijd voorgezet krijgen, waar je van geniet.
Het is natuurlijk altijd beter om met een goed gevulde maag de strijd aan te gaan, want dan heb je energie voor twee, maar dat geldt evenzeer voor de tegenpartij. En aldus goed voorbereid discussieerden wij even later in de auto over het een en ander.    

Het eerste, wat ik hem vroeg was: ' Wat betekent deze dame voor jou?' Zij is mijn secretaresse' zei hij.
Vervolgens vroeg ik, waar zij woonde.
'Zij woont beneden mij' antwoordde hij braaf.
Waarop ik nogal verbaasd mijn wenkbrauwen optrok, want ik had geen deur gezien, die toch naar lagere regionen had moeten verwijzen.
'Nee' verklaarde hij 'er zit een luik in de kamervloer en zo komt zij op haar eigen stek'.

Ik kreeg helaas de slappe lach, want zeg nou zelf, dit is toch niet te geloven. Het bij elkaar sprokkelen van zo’n fantastisch verhaal is weliswaar knap, maar ook knap stom, toch?
Hij vertelde het wel beeldend, ja ze woonde nogal klein en ik vulde dit aan met:
‘daarom heeft ze haar tandenborstel bij jou gestald. Ja, ik begrijp het helemaal.’
Dat viel niet in goede aarde, want hij reageerde hierop door mij nogal hardhandig in mijn arm te knijpen, maar het kwaad was bij mij al geschied.
Bovendien laat ik mij niet intimideren door lichamelijk geweld, dat bij mij minachting oproept.

Hij voelde natuurlijk allang nattigheid, want niet alleen lachtte ik hem uit, ik zei ook niks meer.
In ieder geval wist ik één ding zeker: wie zo klunzig liegt, verdient het niet geloofd te worden.
Later, toen ik er nog eens over nadacht, was mijn conclusie het volgende: 



De manipulator observeert
 
Mijn bovengenoemde lief vond het niet noodzakelijk om overtuigend te liegen. Het ging hem om het spel, waarin hij zich bekwaamde. Want hij loog niet uit domheid. Nee, hij was een manipulator en het was voor hem een genoegen om te kijken hoever hij kon gaan met mensen, dus ook met mij.
Maar met mij was er dus geen lol te beleven. Jammer? Ach voor hem misschien eventjes, maar geen zorg, hij heeft later, toen hij mij vanzelfsprekend al kwijt was, zijn partner(s) in crime beslist gevonden.



maandag 1 april 2013

TWEE MINUTEN TE LAAT

Tijdens de boekenweek zou Kees van Kooten komen signeren bij de boekhandel in mijn woonplaats.
In de tijd, dat ik nog jong was, waren Koot en Bie onze helden. Iedere week zaten wij aan de buis gekluisterd en waren zij in de volgende dagen het gesprek van de dag.
Kortom, ik ben opgegroeid met Koot en Bie, dus van Kees van Kooten wilde ik graag een gesigneerd boekenweekgeschenk.
De datum van zijn bezoek stond allang in mijn agenda genoteerd en verder had ik alles eromheen gepland.
Op de televisie zag ik hem met Nelleke Noordervliet bij Wim Brands en ook met zijn verrekijker bij DWDD.
Dus ik was goed voorbereid en bovendien merkte ik op, dat de heer van Kooten er nog heel goed uit zag!
Een doorleefde kop met een mooie bos grijs haar en verder nog helemaal goed in vorm. Een pré, want dat kan niet van iedere oudere worden gezegd.

Hij zou 20 maart j.l. vanaf één uur ’s middags aanwezig zijn, maar ik ging iets later met het oog op de te verwachten drukte en terwijl ik naar de stad liep begon ik te bedenken wat ik tegen hem zou zeggen, want zo’n kans krijg je maar één keer in je leven, nietwaar?
Het was lekker weer, wel een fris windje, maar de zon scheen en het was niet druk, de mensen, die ik tegenkwam glimlachten bijna allemaal, althans zo scheen het mij toe. Iedereen leek vrolijk te zijn en van een jongeman kreeg ik zelfs een knipoogje. Waar ik dat aan te danken had?

Enfin bij de bioscoop stonden een paar mensen te wachten of slenterden wat rond waarschijnlijk om de tijd te doden. Het meisje bij de bloemenkraam was haar bloemen aan het inspecteren en riep een vrolijke groet naar een paar voorbijgangers.
Ik liep de trap af naar beneden waar de boekenwinkel zich bevond en vanwaar ik alvast een blik op de bezoekers kon werpen. Gelukkig er stonden geen mensen buiten te wachten, dus misschien viel de lengte van de rij mee.

Nog steeds wist ik niet wat ik tegen de heer van Kooten zou zeggen.
‘Ik heb u altijd met uw collega zeer bewonderd?’ Nee toch maar niet, die man is gewend aan bewonderaars en daar hoefde ik niks meer aan toe te voegen, toch?
Niets schoot mij te binnen, laat staan, dat ik iets intelligents of iets grappigs kon bedenken.
Ik ben niet bepaald op mijn mondje gevallen, maar nu puntje bij paaltje kwam, was er een grote leegte in mijn brein. Ik drentelde nog wat heen en weer, deed of ik in de etalage iets zag wat mijn interesse op riep, maar in werkelijkheid zag ik niks.

En toen werd ik toch wat ongeduldig en besloot een beetje in mezelf mopperend dan maar niks te zeggen en alleen vriendelijk naar hem te glimlachen en dan maar afwachten of hij misschien iets tegen mij zou zeggen, zo van:
‘Ha Ellen, wat leuk dat ik je zie. Heb je zin om zo meteen een kop thee mee te drinken?’ Nou, dat wilde ik wel en in mijn fantasie speelde ik natuurlijk geen stommetje. Hij zou verrukt naar mijn boeiend betoog luisteren, niets of niemand verder meer ziend. Fantasie heeft van kinds her altijd mijn leven al verrijkt.

Eindelijk hakte ik de knoop door en opende de deur van de boekenzaak en daar zat Kees – ja zo noemde ik hem dus al – te signeren met de verrekijker van zijn vader naast zich op de tafel. Hij bestond dus echt en toen schoot mij te binnen, dat ik toch eerst wat boeken moest kopen, voordat ik het boekenweekgeschenk zou krijgen. Want dat zou toch wel handig zijn.
Nou, dat duurde langer dan gedacht, want het boek van de 1001 vrouwen van Els Kloet bleek uitverkocht en in de herdruk te zijn, maar ik kon het boek wel meteen bestellen zei de vriendelijke verkoopster. Graag zei ik en ik vroeg ook meteen of zij het boek van Karl Ove Knausgärd ‘Vader’ nog in voorraad had.
Het boekje van Nelleke Noordervliet ‘De leeuw en zijn hemd’ had ik al gevonden bij binnenkomst en zo met mijn schatten in de hand liep ik naar de kassa om te betalen en om het boekenweekgeschenk in ontvangst te nemen. En dan was het eindelijk zo ver.

Terwijl ik pinde keek ik even opzij of er nog veel mensen in de rij stonden, maar dat was niet zo. In feite stond er niemand meer en Kees van Kooten kon ik niet zien, omdat hij achter een pilaar zat.
Een zekere ongerustheid maakte zich van mij meester, vandaar dat ik tijdens de afwikkeling van mijn aankoop vroeg: ‘is Kees van Kooten er nog?’
Nee, zei de verkoopster, hij is net twee minuten weg. 
……………………………??
Het is heel lang stil gebleven in mijn bovenkamer.